Coöperatief leren

cooperatief leren 2De didactische kant van het gemeenschapsleren is het coöperatief leren. Hiervoor is gekozen om sociale competenties te bevorderen. De leerlingen kunnen door middel van deze werkwijze met elkaar, maar ook van elkaar leren. Hierin staat samenwerking centraal. De school vergroot door middel van deze aanpak de kwaliteit van het onderwijs.

Leerlingen kunnen binnen het systeem van het coöperatief leren niet alleen leren hun gedachten onder woorden te brengen, maar zij leren ook beargumenteren en vergroten op deze wijze hun inzichten door allerlei nieuwe impulsen. Deze aanpak draagt bovendien bij aan het pedagogische klimaat, de sfeer van de omgeving waarin leerlingen het gemakkelijkst leren.Coöperatief leren is een onderwijsmethode die gebaseerd is op samenwerking en waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat deze werkt. De klas wordt ingedeeld in kleine heterogene groepen en leerlingen in deze coöperatieve leergroepen moeten met elkaar discussiëren over de leerstof, elkaar uitleg en informatie geven, elkaar overhoren en de zwakke kanten van elkaar aanvullen. Kinderen leren ook van de interactie met elkaar.

Basiskenmerken coöperatief leren
De vijf basiskenmerken van coöperatief leren zijn:

Positieve wederzijdse verantwoordelijkheid:
de leerlingen hebben een groepsdoel en dat doel kan alleen maar bereikt worden, wanneer elk groepslid een bijdrage levert. Het is alsof de leerlingen tegen elkaar zeggen: ‘Jouw succes leidt ertoe dat ik ook succes heb en mijn succes leidt ertoe dat jij ook succes hebt’;

Individuele verantwoordelijkheid:
leerlingen zijn ook individueel verantwoordelijk en moeten na afloop kunnen vertellen hoe het proces verlopen is en wat hun eigen bijdrage is geweest aan het eindresultaat;

Directe interactie:
door veel te praten wisselen de leerlingen kennis, ideeën en informatie uit en worden zich bewust van het feit dat ze samen meer weten dan alleen;

Aandacht voor samenwerkingsvaardigheden:
er wordt bewust aandacht geschonken aan de vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen samenwerken, zoals elkaar aankijken, elkaars naam gebruiken, vriendelijk op elkaar reageren, meewerken aan de groepsopdracht, elkaar uit laten praten, materialen delen, et cetera;

Evaluatie van het samenwerken:
na een samenwerkingsopdracht kijken leerkracht en leerlingen samen naar het proces en product van samenwerken.